Hofjes van liefdadigheid

De vereniging van arm en rijk in stadsjuwelen

Auteurs

  • Willemijn Wilms Floet TU Delft, Architecture and the Built Environment

DOI:

https://doi.org/10.7480/dash.01.4522

Samenvatting

Een hof is een architectonische eenheid van bebouwing rondom een (autoluw) plein (Van Dale – Groot woordenboek der Nederlandse taal)

Door de jaren heen is de hof in Nederland regelmatig naar voren geschoven als model van verstedelijking.1 Zo bestempelt de architect Mels Meijers in 1916 hofjes van liefdadigheid als het enige Hollandse voorbeeld van ‘blokbouw’ voor de opgave van de massawoningbouw die voortkwam uit de Woningwet van 1901. Hij voorspelt dat hofbebouwing als typologie ‘een nieuwe toepassing gaat vinden’.

Ook in de hedendaagse woningbouwarchitectuur staat de hof in de belangstelling. Je kunt daarvoor het economische argument van hoge dichtheden in binnenstedelijke situaties aandragen, maar er zijn ook andere overwegingen. Hoven bieden een semi-openbare, besloten woonomgeving, waarin de auto buiten beeld is. De sociale veiligheid die in de typologie besloten ligt, maakt de hof voor een vergrijzend en individualiserend Nederland steeds aantrekkelijker. De recente belangstelling van architecten en ontwikkelaars voor de architectonische representativiteit van de woonomgeving is ook een mogelijke reden voor de herwaardering van de hof.

Hofjes van liefdadigheid staan bekend als een typisch Hollands fenomeen. Deze particuliere vorm van armenhuisvesting bestaat sinds de 14e eeuw en komt tot bloei in de (Gouden) 17e en 18e eeuw. Amsterdam, Leiden en Haarlem tellen er de meeste, maar ze zijn van Groningen tot Maastricht te vinden.

Bijzondere eigenschap van de hofjes van liefdadigheid is dat armenhuisvesting gepaard ging met de representatie van de stichter. Rijke lieden uit hogere burgerlijke kringen, zonder erfgenamen, besloten al bij leven hun kapitaal na te laten aan een nieuw te bouwen hofje, waar arme bejaarden (meestal vrouwen) kosteloos konden wonen. De meeste hofjes dragen de naam van de stichter, wiens naam zo voortleeft en wiens reputatie tot uitdrukking kon worden gebracht in de architectonische verschijning. De ‘eenvoudigste’ hofjes liggen verstopt op binnenterreinen en zijn vanaf de straat slechts via een onopvallend poortje toegankelijk. De ‘rijkste’ hofjes manifesteren zich als statige panden langs de gracht.

In deze bijdrage wordt een beknopt typologisch overzicht gegeven van het charitatieve hofje als architectonisch en stedelijk artefact. Het aspect van de representatie wordt besproken aan de hand van drie, door rijke particulieren gestichte, Haarlemse hofjes, met ieder een eigen karakter. De door de stedelijke overheid gestichte Proveniershof in Haarlem is het vierde voorbeeld dat in deze analyse is meegenomen. Aan de basis van het overzicht ligt een aantal ruimtelijke elementen dat kenmerkend wordt geacht voor de hofjestypologie. In alle voorbeelden komen ze terug, zij het in verschillende vorm, materialisering en onderlinge afstemming. Daarnaast is de positie van de hof in het stedelijk weefsel en de toegankelijkheid belangrijk geweest in de analyse van de onderzochte hofjes.

 

##submission.downloads##

Gepubliceerd

2020-02-07